J U S T E L     -     Geconsolideerde wetgeving
Einde Eerste woord Laatste woord Aanhef
Inhoudstafel
Einde Franstalige versie
 
belgiëlex . be     -     Kruispuntbank Wetgeving
Raad van State
ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving

Titel
3 MAART 1992. - Ministeriële omzendbrief betreffende het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de inrichtingen die onder de toepassing vallen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.

Bron :
BINNENLANDSE ZAKEN.OPENBAAR AMBT
Publicatie : 07-03-1992 nummer :   1992801256 bladzijde : 4947
Dossiernummer : 1992-03-03/30
Inwerkingtreding / Uitwerking : 17-03-1992

Inhoudstafel Tekst Begin
Art. M, 1M, 2M, 3M, 4M, 5M

Tekst Inhoudstafel Begin
Artikel M. <Om technische redenen werd dit artikel onderverdeeld als volgt : 1M-5M>

  Art. 1M. I. Toepassingsveld.
  Bij toepassing van artikel 7, § 1 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen werden de bepalingen van hoofdstuk II van voornoemde wet door het koninklijk besluit van 28 februari 1991 toepasselijk verklaard op een aantal kategorieën van inrichtingen die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn, ook al wordt het publiek er slechts onder bepaalde voorwaarden toegelaten.
  Drie kriteria moeten vervuld zijn voor de toepassing van dit besluit :
  1.1. Inrichtingen. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 februari 1991 dat de onderworpen inrichtingen opsomt is strikt te interpreteren gelet op het uitzonderingskarakter van deze reglementering.
  Wanneer een inrichting niet precies onder de gebruikte omschrijving valt is ze niet onderworpen zelfs al is het publiek er gewoonlijk toegelaten.
  1.2. Toegankelijk voor het publiek. Onder dit begrip moet worden verstaan alle ruimten die niet strikt verboden zijn voor het publiek.
  1.3. Gewoonlijk toegankelijk voor het publiek. Dit veronderstelt een regelmatig terugkomende omstandigheid ook al wordt het publiek er slechts onder bepaalde voorwaarden toegelaten.
  Deze precisering betekent dat ook deze inrichtingen, waar het publiek gewoonlijk komt, zij het onder bepaalde voorwaarden, onderworpen zijn aan deze reglementering.
  Het betalen van inkomgeld, het vereist zijn van een lidmaatschap, enz ... zijn dus geen beletsel voor de toepassing ervan.

  Art. 2M. II. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 februari 1991 duidt de persoon aan die ertoe gehouden is de krachtens de wet van 30 juli 1979, hoofdstuk II, opgelegde maatregelen te nemen.
  - Met uitzondering van de instelling vermeld onder punten 21, 22, 24 en 25, art. 1 van dit besluit gaat het om de exploitant : hieronder wordt verstaan de publiek- of privaat rechtelijke persoon die de in artikel 1 genoemde kategorie van inrichtingen uitbaat, al dan niet als eigenaar.
  - Voor de kantoorgebouwen is het nuttig aan te stippen dat diegene die de opgelegde maatregelen moet treffen de gebruiker is, wat niet noodzakelijk de eigenaar is.
  - Gebouwen voor uitoefening van erediensten : het gaat om deze erediensten die erkend zijn door de wet.
  - Inrichtingen voor onderwijs of beroepsopleiding : per inrichtende macht dienen de opgelegde maatregelen te worden genomen.

  Art. 3M. III. De kategorieën van inrichtingen.
  1° Dancings, discotheken en alle openbare gelegenheden waar gedanst wordt : hieronder vallen ook de openluchtbals.
  2° Restaurants, frituren en drankgelegenheden, wanneer de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte ten minste 50 m2 bedraagt : deze oppervlakte wordt berekend per inrichting. Ook de openlucht inrichtingen zoals terrassen zijn hierin begrepen.
  3° De hotels en de motels met ten minste 4 kamers, die ten minste 10 klanten kunnen ontvangen : beide voorwaarden dienen tezamen worden vervuld.
  4° De kleinhandelswinkels waarvan de verkoopruimte en de aanpalende opslagruimte een totale oppervlakte van ten minsten 1 000 m2 hebben : hier wordt bedoeld elke verkoop rechtstreeks aan de partikulier. Parkings worden niet medegeteld, tenzij wanneer zij voor de detailverkoop worden benut.
  5° De jeugdherbergen.
  6° De artistieke kabarets en cirkussen.
  7° De bioskopen en theaters.
  8° De casino's.
  9° De culturele central.
  10° De polyvalente zalen, voor onder meer voorstellingen, openbare vergaderingen en sportmanifestaties : hier vallen ook onder de buurthuizen, de parochiezalen, auditoria, enz.
  11° De sportzalen : eveneens zijn geviseerd de zwembaden, schaatsbanen, bowlings, fitnesscentra, gymnasium, enz., alsook de bij de inrichting behorende douchecellen en kleedruimten. Worden hier niet bedoeld de sportinrichtingen in open lucht.
  12° De schietstands : eveneens worden bedoeld de schietinrichtingen voor boogschutters.
  13° De stadions.
  14° De handelsbeurzen en de tentoonstellingszalen : hier worden eveneens bedoeld de showrooms van fabrikanten of groothandels, zelfs wanneer er geen detailhandel wordt bedreven. Onder tentoonstellingszalen worden eveneens begrepen de musea.
  15° De gesloten kermisinstallaties waarvan de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte ten minste 100 m2 bedraagt.
  16° De opblaasbare strukturen : dit zijn strukturen die overeind gehouden worden door een kunstmatig gekreëerde overdruk. De klassieke tenten vallen hier niet onder.
  17° de handelsgalerijen waarvan de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte gelijk is of groter dan 1 000 m2 : het betreft de handelsgalerij als dusdanig.
  18° Pretparken : ook de lunaparken worden hier geviseerd.
  19° Ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen : worden alleen geviseerd deze instellingen die in de medische sektor vallen, bvb. de revalidatiecentra, en dus niet de schoonheidsinstituten, sauna's en dergelijke.
  20° De service-flatgebouwen voor de bejaarden, de woningcomplexen met dienstverlening en de rustoorden.
  21° De inrichtingen voor onderwijs en beroepsopleiding : de sektor van de permanente vorming valt hier niet onder.
  22° De kantoorgebouwen waarvan de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte ten minsten 500 m2 bedraagt :
  - de oppervlakte van de parkings in het gebouw gelegen wordt meegeteld;
  - eens de 500 m2 bereikt, valt heel het gebouw onder toepassing van deze reglementering; hierin zijn eveneens begrepen deze kantoorgebouwen gebruikt voor de uitoefening van vrije beroepen.
  23° De stations, het geheel van de metro-installaties en de luchthavens : perrons zijn hier eveneens inbegrepen.
  24° De gebouwen voor de uitoefening van erediensten, waarvan de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte ten minste 1 000 m2 bedraagt.
  25° De gebouwen van de hoven en rechtbanken.

  Art. 4M. IV. De rol van de burgemeester.
  Artikel 12 van de wet van 1979 verleent de burgemeester de bevoegdheid om inbreuken op deze reglementering op te sporen en vast te stellen bij wege van processen-verbaal die bewijskrachtig zijn behoudens tegenbewijs.
  De burgemeester van de gemeente waar de voor het publiek toegankelijke inrichting gevestigd is ontvangt van de verzekeringsondernemingen kennisgeving van de afsluiting en van het beëindigen van het kontrakt van de nietigverklaring, de ontbinding, opzegging, de schorsing van de overeenkomst of van de dekking (art. 8bis, § 7 en § 9, van de wet van 1979).
  Opzegging is ook diegene die zal weten welke inrichtingen binnen zijn gemeente aan deze reglementering onderworpen zijn.
  Om praktische redenen lijkt het mij nuttig dat de burgemeester een lijst aanlegt van de inrichtingen die in zijn gemeente aan deze reglementering onderworpen zijn. Dusdanig zal zijn toezicht eveneens een preventief karakter hebben.

  Art. 5M. V. De verzekeringsondernemingen moeten aan de Controledienst voor de Verzekeringen de aangifte tot staving van de aan het Veiligheidsfonds voor Preventie en Bestrijding tegen brand en ontploffing verschuldigde sommen toezenden in de vorm en binnen de termijn en door deze Controledienst gevraagd (artikel 13 van het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 8, 8bis en 9 van de wet van 30 juli 1979.
  De verschuldigde sommen worden door de verzekeringsondernemingen aan de Schatkist overgemaakt op volgende wijze : 000-2005798-32, Veiligheidsfonds voor Preventie en bestrijding tegen Brand en Ontploffing, Kunstlaan 27, 1040 Brussel.
  U gelieve, Mijnheer de Gouverneur, dit rondschrijven in het Provincieblad te doen opnemen.

Aanhef Tekst Inhoudstafel Begin
   In het Belgisch Staatsblad van 13 april 1991 werd het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de inrichtingen die onder de toepassing vallen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen bekendgemaakt.
   Teneinde een korrekte toepassing van deze, toch belangrijke, materie te bevorderen, acht ik het nuttig de bepalingen in dit besluit toe te lichten, zonder echter te willen afbreuk doen aan de prerogatieven van hoven en rechtbanken.

Begin Eerste woord Laatste woord Aanhef
Inhoudstafel
Franstalige versie